Meteorologie of weerkunde: NEERSLAG: REGEN, MOTREGEN, SNEEUW, IJSREGEN, HAGEL, IJZEL
De neerslag: regen Jaarlijks meet men gemiddeld 800 mm water in Laag- en Midden-België (meer precies : tussen 750 mm en 850 mm). In Hoog-België nemen de hoeveelheden gevoelig toe met de hoogte, maar de richting van de hellingen met betrekking tot de regenbrengende winden (ZW) doet eveneens haar invloed gelden. Ten zuiden van de Samber- en Maasvallei stijgen de jaarlijkse neerslagnormalen trapsgewijs tussen 750 en meer dan 1400 mm. Men noteert 3 streken naar hun maxima:
De jaarlijkse variatie van de neerslag kan gemiddeld als volgt beschreven worden:
In de Kuststreek noteert men het maximum aan neerslag in oktober.
In Laag- en Midden-België valt de grootste hoeveelheid water in juli-augustus.
In Hoog-België zijn er twee maxima : in juli-augustus en in december-januari.
De veranderlijkheid van de maandelijkse hoeveelheid neerslag situeert zich tussen 40% en 50%, naargelang de maand, wat betekent dat men zich 2 maal op 3 mag verwachten aan maandelijkse hoeveelheden neerslag begrepen tussen 50% en 150% van de normale waarde. Voor de jaarlijkse gemiddelde waarde is de veranderlijkheid slechts ongeveer 15%, door de compensatie van de opeenvolging van de verschillende weertypen. Er zijn gemiddeld 200 regendagen (> 0,1 mm/dag) in het grootste deel van het land; het gemiddelde aantal regendagen vermeerdert licht naar Hoog-België toe (216, met een maximum van 230 in de Hoge Venen) en vermindert naar de Kust (182) toe. De veranderlijkheid van deze getallen bedraagt ongeveer 25 dagen. In december en januari is het gemiddeld aantal regendagen het grootst (15 tot 20) over het gehele land en van mei tot augustus is het aantal regendagen geringer (13 tot 17). De veranderlijkheid van het maandelijks aantal regendagen benadert de 5 dagen, wat wil zeggen dat men zich normaal niet aan minder dan 8 regendagen en aan niet meer dan 25 dagen moet verwachten. Het kan nochtans voorkomen, weliswaar zeer zelden, dat men slechts 2 of 3 regendagen, of meer dan 26 tot 30 regendagen tijdens een maand telt.
Intensiteit van de regenval We vermelden eerst de zachte, aanhoudende regen die 1 tot 2 mm water per uur geeft (frontale neerslag). Een dag met lichte motregen geeft 2 tot 4 mm in 24 uur, uitgezonderd in de Ardennen, waar de intensiteit het dubbele kan bedragen. Een sterke neerslagvlaag geeft 1 tot 2 mm per minuut en een zéér hevige neerslagvlaag 3 tot 4 mm per minuut. De maximale intensiteit ligt nooit boven 5 mm per minuut gedurende enkele minuten. Een zwaar onweer geeft 30 tot 80 mm neerslag, terwijl de hoeveelheid soms boven 100 mm in 2 of 3 uur ligt voor zeer hevig onweer.
De neerslag: motregen Motregen is een neerslagvorm die bestaat uit fijne druppeltjes met een diameter van minder dan 0,5 mm. Grotere druppels worden beschouwd als regendruppels. De zichtbaarheid kan bij motregen teruglopen, zodat het nevelig of zelfs mistig kan worden. Motregen is niet altijd herkenbaar op een weerradar. Motregendruppeltjes vallen meestal uit wolken die we stratus noemen. Stratuswolken zijn verticaal weinig ontwikkeld, zodat de druppeltjes bij hun val onvoldoende kunnen aangroeien. Bovendien bevatten deze lage wolken weinig of geen ijskristallen waardoor er geen grote neerslagelementen kunnen gevormd worden. Dit in tegenstelling tot de typische regenwolk nimbostratus die veel dikker is en ook bestaat uit een mengeling van druppels en ijskristallen. Wanneer de temperaturen in de stratuswolken negatief zijn, zijn de druppels onderkoeld. In dat geval kan motregen aanvriezen op een bevroren ondergrond. In een zogenaamde warme sector motregent het vaker. Vooral dan in de koude maanden als relatief zachte oceaanlucht vanuit het zuidwesten over het koudere continent stroomt.
Symbolen
Nr.
Beschrijving
20
Motregen of motsneeuw in het afgelopen uur
24
Regen met ijzel of motregen met ijzel in het afgelopen uur
50
Lichte motregen met onderbrekingen
51
Lichte motregen zonder onderbrekingen
52
Matige motregen met onderbrekingen
53
Matige motregen zonder onderbrekingen
54
Zware motregen met onderbrekingen
55
Zware motregen zonder onderbrekingen
56
Lichte motregen met ijzel
57
Matige of zware motregen met ijzel
58
Lichte regen en motregen
59
Matige of zware regen en motregen
De neerslag: sneeuw Iedere sneeuwvlok begint als een piepklein stofje in de atmosfeer. Rondom dit stofje vormt zich ijs. Er ontstaat een kraal van ijs. Dit ijs is warmer dan de lucht eromheen, vertelt Bejan. De warmte stroomt naar buiten in alle richtingen. Maar op een gegeven moment is vorm van de kraal niet meer efficiënt genoeg. In dat geval verandert de architectuur. Een sneeuwvlokje krijgt zes armen. Hierdoor heeft een sneeuwvlokje namelijk een veel groter oppervlak om warmte af te geven. Terwijl de naalden van ijs groeien, kunnen de uiteinden de hitte niet efficiënt kwijt. Er ontstaan hier niet zes, maar drie armen. Dit heeft ermee te maken dat de lucht achter de uitsteeksels niet meer koud is, waardoor hitte niet afgegeven kan worden. De uiteinden van de armen blijven continu koude lucht zoeken, waardoor een sneeuwvlokje steeds groter wordt. Terwijl een sneeuwvlokje valt, ontstaat er dus een prachtige structuur. Elke vlok bestaat uit miljarden watermoleculen die op een willekeurige manier aan elkaar rijgen. Alleen daardoor lijken geen twee vlokken op elkaar. Daarnaast wordt de sneeuwvlok ook nog eens beïnvloed door temperatuur, luchtvochtigheid, hoogte en wind. Onder de microscoop blijken de ijskristallen ook nog eens een waar kunststukje.
Er zijn vele soorten van sneeuw. Wat betreft de soort sneeuwval en het soort sneeuwdek:
Natte sneeuw: sneeuw gemengd met regen of half gesmolten sneeuwvlokken. De vlokken zijn vaak groot. In België spreekt men van smeltende sneeuw.
Droge sneeuw: sneeuw in kleinere vlokken zonder vloeibare component.
Motsneeuw: sneeuw in (natte) vlokjes van hooguit 5 mm groot.
Poedersneeuw: is sneeuw in fijne droge korreltjes van hooguit 5 mm groot. Deze korrels plakken maar moeilijk aan elkaar, waardoor poedersneeuw niet geschikt is voor het maken van sneeuwballen of sneeuwpoppen. Poedersneeuw valt doorgaans bij temperaturen van -5 °C of lager.
Korrelsneeuw: onder korrelsneeuw wordt een sneeuwsoort verstaan die uit lichte, brosse korreltjes bestaat. Deze korreltjes hebben een doorsnede tot enkele mm en ze bestaan uit samengeklonterde sneeuwkristalletjes. Dit in tegenstelling tot hagel, dat uit harde ijsbrokjes bestaat, die bovendien (soms) een aanmerkelijk grotere diameter hebben. Door de brosheid en de geringe afmetingen van de sneeuwkorreltjes, richt korrelsneeuw geen schade aan. In tegenstelling tot hagel is korrelsneeuw een verschijnsel dat zich vrijwel uitsluitend gedurende de wintermaanden voordoet.
Driftsneeuw: of stuifsneeuw, zoals dat in de meteorologie wordt genoemd, is fijne, reeds gevallen sneeuw die door de wind van de grond opwaait en elders weer wordt afgezet. Sneeuw kan door de wind op drift raken en het hoeft dan dus niet echt te sneeuwen. Zodra er ook werkelijk sneeuw valt wordt dat in de meteorologische berichten gecodeerd als sneeuw. Daarbij kan het zicht aanzienlijk teruglopen, in de regel tot minder dan 1000 meter en soms tot minder dan 50 meter vergelijkbaar met zeer dichte mist. Driftsneeuw kan ervoor zorgen dat schoongemaakte oppervlakten, zoals straten en ijsbanen, toch weer met een laagje sneeuw bedekt worden, wat vooral voor het schaatsen hinderlijk kan zijn. Op plaatsen waar het sneeuwtransport gehinderd wordt of waar luwte heerst, kunnen zich door dit verschijnsel grote hopen sneeuw vormen, die wel sneeuwduinen worden genoemd. Weerkundigen maken onderscheid tussen hoge en lage driftsneeuw. Van lage driftsneeuw is sprake als de sneeuw door de wind tot geringe hoogte boven de grond wordt opgewerveld, waarbij het horizontale zicht op ooghoogte (1,8 meter) niet merkbaar vermindert. Hoge driftsneeuw is sneeuw die door de wind zo hoog wordt opgewerveld dat het horizontale zicht ook op ooghoogte aanmerkelijk verminderd is.
Poolsneeuw: is sneeuw die ontstaat in koude vochtige lucht zonder dat er wolken zijn. In poolstreken komt het voor, maar ook in Nederland en België, hoewel zeer zelden. Het is in ieder geval in Nederland gerapporteerd in de winters van 1890, 1928-1929, 2009, 2010, 2012 en 2013. Het is een verschijnsel dat ontstaat bij rustig winterweer, bij zeer lage temperaturen. De kristalvormige ijsnaaldjes of ijsplaatjes schitteren in het zonlicht en kunnen diverse optische verschijnselen, zoals halo's, veroorzaken. Waarschijnlijk ontstaat poolsneeuw doordat waterdamp uit warmere, hogere luchtlagen wordt gebracht, waarna deze bevriest door een winterse inversie.
Lichte sneeuw: sneeuw in kleine vlokjes of sneeuw die minder intensief valt.
Sneeuw op de grond
Sneeuw die op de grond gelegen is wordt bij het skiën onderscheiden in verschillende soorten.
Crud: oneffen ondergrond met losse en compacte sneeuw.
Crust: bovenop zachtere sneeuw een laag met een harde korst als gevolg van een gesmolten bovenlaag die weer bevroren is.
Slush: natte sneeuw dat door het smelten relatief veel water bevat.
IJs: een harde, vrij gladde ondergrond als gevolg van sneeuw die gesmolten is en weer bevroren is.
De neerslag: ijsregen IJsregen is regen die vanuit een hogere laag is gevallen door lagen die tot onder 0 graden Celsius zijn afgekoeld. De regen bevriest tijdens die val tot kleine ijsbolletjes voor het de grond bereikt. De korrels zijn meestal 1 tot 5 mm groot. De korrels kunnen bij aankomst vastvriezen of wegrollen als bevroren druppels dat op hagel lijkt, maar niet is. Echte hagel heeft een gelaagde opbouw, is daardoor sterker. Hagel kan door de meerdere lagen ook veel groter worden dan de bevroren regendruppels van ijsregen. Als de ondergekoelde regen pas bevriest als het de grond of vaste voorwerpen raakt dan spreekt men van ijzel. IJsregen doet zich voor als er warme lucht hoger instroomt dan de koude luchtlaag aan de grond, meestal aan het einde van een vorstperiode. Koude lucht is zwaarder dan warmere lucht waardoor het aan het aardoppervlak langer koud blijft.
De neerslag: hagel
Hagel is een vorm van neerslag die uit kleine gelaagde ijsklompen bestaat. Hagel kan in verband met de ontstaanswijze alleen in buien voorkomen en niet in frontale neerslaggebieden.
Ontstaan Zware hagelbui tijdens hevig onweer. De grootste hagelstenen lijken een doorsnee te hebben van 5 tot 8 centimeter. Hagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. Dalende en stijgende luchtbewegingen in de wolk jagen ijsdeeltjes door niveaus met veel onderkoeld water. Zo komen ze in botsing met andere onderkoelde druppels en ijs. De onderkoelde druppels zetten zich af op de ijskristallen, die groeien en ten slotte als hagel uit de wolk vallen. Hagelstenen bestaan vaak uit laagjes die afwisselend mat en helder zijn. In het matte deel zijn op grote, koude hoogten de botsende deeltjes of druppels onmiddellijk vastgevroren. In het heldere deel is vloeibaar water op lagere warmere hoogte ingevangen dat pas later op koudere hoogte bevroren is.
De neerslag: ijzel
IJzel is onderkoelde regen, die bij aanraking van een voorwerp of oppervlakte, in ijs overgaat.
Ontstaan Het ijslaagje kan zich op verschillende manieren vormen, meestal aan het eind van een vorstperiode, wanneer de grond bevroren is en er nog een koude luchtlaag aanwezig is van onder het vriespunt. Dat is goed mogelijk omdat de grond vaak langer koud blijft dan de lucht die erover stroomt. Een dooiaanval begint meestal op enige honderden meters hoogte, waar de minder koude lucht binnenstroomt. De koudere vrieslucht heeft door haar lagere temperatuur een groter gewicht dan de zachtere lucht. Daardoor weet de vorst zich aan het aardoppervlak het langst te handhaven. Als de koude lucht hardnekkig is, spreken we van een 'koude plaklaag'. De neerslag valt dan in de vorm van regen uit de zachte lucht, maar de druppels koelen onderweg in de koude lucht weer af tot onder het vriespunt, men spreekt daarom ook wel over onderkoelde regen. Er treedt geen bevriezing van de regendruppels op, omdat de daarvoor de in de druppels benodigde groeikernen (stof of andere vorm van aerosolen) afwezig zijn. Zodra de regen de koude grond of voorwerpen daarop bereikt, wordt de onderkoelde regen direct wel omgezet in ijs. Het ijs dat zo ontstaat, wordt ijzel genoemd. Bevriest de regen al eerder (tot fijne ijskorreltjes, kleiner dan bij hagel), dan spreekt men van ijsregen. Het resultaat is hetzelfde: ook ijsregen kan aan de grond vastvriezen en een ijslaagje vormen, als de druppels niet geheel bevroren zijn. IJsregen kan ook als stukjes ijs op de grond vallen. Als er regen valt die niet onderkoeld is maar wel bevriest op de grond, mag er in de meteorologie strikt genomen niet gesproken worden van ijzel, men spreekt dan van aanvriezende regen. Bij deze neerslagvorm vindt bevriezing alleen plaats op voorwerpen die een temperatuur onder nul graden Celsius hebben. In waarschuwingen wordt hier geen onderscheid in gemaakt. Men spreekt dus alleen van ijzel als regen door een laag gaat waar het onder 0 graden Celsius is, onderkoeld raakt en als ijs afgezet wordt op de grond of voorwerpen. Overigens moet opgemerkt worden dat neerslag altijd begint in de vorm van sneeuw in de hogere luchtlaag en overgaat in regen in de warmere lagere luchtlaag, overal ter wereld, ook tijdens een dooi-aanval.
Voor begrippen uit de meteorologie. Zie
KMI (Documentatie - weerwoorden). Klik hier of KNMI (Kennis en datacentrum). Klik hier of Categorie: Meteorologie. Klik hier. of
Uitleg over een weerkaart en de symbolen op een weerkaart. Klik hier.
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"