Regenmeter of pluviometer
Een regenmeter, ook wel pluviometer genoemd, is een type instrument dat door
meteorologen en
hydrologen wordt gebruikt om de hoeveelheid gevallen
neerslag gedurende een bepaalde tijdsperiode op te vangen en op te meten. De hoeveelheid neerslag wordt in
millimeters aangegeven. Eén millimeter komt overeen met 1
liter water per
vierkante meter. De eenvoudigste is een meestal glazen of doorzichtige kunststoffen maatbeker. De doorsnede van de opening aan de bovenzijde moet representatief zijn voor het aantallen gevallen millimeters neerslag. In een professionele opstelling behoort de regenmeter vrij opgesteld te worden, dat wil zeggen niet onder of nabij hogere obstakels zoals gebouwen en bomen en met de bovenrand van de trechter op ca. 40 cm boven een vlakke grond. Ook wordt een Engelse opstelling gebruikt. Hierbij wordt de regenmeter in een opgehoogde kuil van 3 meter doorsnede geplaatst waarin een bodem van kiezelstenen ligt. De regenmeter steekt hier niet boven de rand van de kuil uit zodat de wind weinig invloed op de vallende neerslag heeft en de metingen nauwkeuriger zijn. De hoeveelheid neerslag moet minstens eenmaal per dag gemeten worden om het verdampen zo veel mogelijk tegen te gaan. Wanneer de neerslag anders dan regen is, bijvoorbeeld ijzel of sneeuw, wordt met behulp van een ingebouwd verwarmingselement de neerslag gesmolten. Wanneer er sneeuw is gevallen, kan de sneeuwhoogte naast het opmeten ook ongeveer bepaald worden uit het aantal millimeters smeltwater. Eén cm sneeuw is namelijk ongeveer gelijk aan één millimeter smeltwater.
Min. Max. Thermometer
De maximum- en minimumthermometer van Six is een registrerende thermometer die de maximum- en minimumtemperaturen kan registreren die over een bepaalde periode, bijvoorbeeld 24 uur, worden bereikt. Het wordt gebruikt om de extreme temperaturen op een locatie vast te leggen, bijvoorbeeld in de meteorologie en de tuinbouw . Het werd uitgevonden door de Britse wetenschapper James Six in 1780; hetzelfde basisontwerp blijft in gebruik. Een maximum-minimumthermometer. De schalen zijn
Fahrenheit aan de binnenkant van de U en
Celsius aan de buitenkant.
In de bocht van de U zit een beetje
kwik, een metaal dat vloeibaar is bij kamertemperatuur. Dit wordt verhinderd door de thermische uitzetting en samentrekking van de alcohol in de eerste bol, terwijl deze reageert op de buitentemperatuur. Het
vacuüm in de andere lbol zorgt voor een vrije beweging van de alcohol en het kwik. Het zijn de metaalindexen die de temperatuur meten; het kwik toont de temperatuurwaarde op beide schalen. Dit is anders dan bij een normale kwikthermometer, waarbij de uitzetting en samentrekking van kwik zelf de temperatuur aangeven.
De maximum- en minimumwaarden worden geregistreerd door twee kleine stalen markeringen die in de
capillaire buis worden geveerd zodat ze kunnen verschuiven, maar alleen als er kracht op wordt uitgeoefend, hetzij door te worden geduwd door het kwik, hetzij onder invloed van een externe magneet.
Voordat een nieuwe maximale of minimale meting kan worden gedaan, moet de thermometer worden gereset door de markeringen naar de bovenkant van het kwik te verplaatsen. Meestal gebeurt dit met de hand, waarbij een kleine magneet ze langs de buis schuift. Elke verandering in temperatuur daarna zal een van de markeringen met zich meeduwen. Als de temperatuur stijgt, wordt de maximale schaalmarkering ingedrukt. Als het valt, zal het bewegende kwik de minimale schaalmarkering duwen. Naarmate de temperatuur varieert, blijven de markeringen op hun positie tenzij de temperatuur hoger (voor maximum) of lager (voor minimum) wordt dan al geregistreerd, in welk geval de betreffende marker verder wordt geduwd. Om deze reden registreren de markeringen het verste punt dat het kwik in elke arm van de buis bereikt. Dit komt overeen met de hoogste en laagste temperaturen sinds de laatste reset. Normaal gesproken wordt de thermometer elke dag opnieuw ingesteld om temperatuurveranderingen te meten.
Barometer of luchtdrukmeter
Een barometer is een instrument waarmee de
luchtdruk gemeten kan worden. In feite is het een specifieke toepassing van een
manometer. Voor meer uitleg.
Klik hier.
Windwijzer
Een windwijzer of windvaan is een instrument om de richting van de wind mee te bepalen.
Meestal bestaat hij uit een metalen plaatje dat vrij beweegbaar is om een verticale as. Aan de ene zijde van de as heeft het plaatje een groter oppervlak, aan de andere zijde vaak een pijlpunt: het wijzende deel. Het wordt op een hoge plek geplaatst en zal door de winddruk in de wind draaien en zodoende de windrichting aanwijzen. Onder de wijzer is vaak een liggend kruis aangebracht met de letters N, O, Z en W. Er zijn ook windwijzers die elektronisch uitgelezen worden. Ter verfraaiing krijgt het plaatje vaak een vorm, meestal die van een haan; een dergelijke windwijzer wordt wel windhaan genoemd. Maar ook andere afbeeldingen komen als windwijzer voor. Een goede plek voor een windwijzer is de punt van een kerktoren – het haantje van de toren.
Windkrachtmeter of anemometer
Een anemometer of windmeter is een meetinstrument dat de
windsnelheid kan meten. De naam anemometer komt van het Griekse woord anemos, dat wind betekent.
Molentje met halve bollen
Dit instrument werd in 1846 geïntroduceerd door de Ierse astronoom Thomas Romney Robinson (1792-1882). Het is een ronddraaiend molentje met drie, vier of vijf halve bollen (cups) die met stangetjes aan een draaibare as zijn bevestigd. De as staat verticaal en het instrument werkt dan ook bij elke windrichting. De halve bollen zijn van binnen hol. De wind oefent op de holle zijde meer kracht uit dan op de bolle zijde, waardoor het molentje in beweging komt. De beweging van de draaiende bollen wordt via de as omgezet met een
dynamo in een elektrisch spanningssignaal. De grootte van dit signaal is een maat voor de windsnelheid. Deze kan dan op een display of computerscherm worden afgelezen. Voor meer uitleg.
Klik hier.
Windzak
Een windzak is een eenvoudig instrument dat een indicatie van windrichting en -snelheid geeft. Hij bestaat uit een koker van stof of flexibel plastic, aan het uiteinde voorzien van een verticaal geplaatste metalen ring die draaibaar rond een ophangpunt is bevestigd. Om de windzak goed zichtbaar te maken heeft hij een opvallende kleur: oranje of rood/wit gestreept. Iedere gestrekte gekleurde baan vertegenwoordigt ongeveer 3
knopen windsnelheid. Bij 15 knopen wind (ongeveer 28 km/h) is de windzak volledig gestrekt. Sommige windzakken houden met een ring het eerste segment altijd gestrekt, waardoor altijd minimaal drie knopen wordt weergegeven, zelfs bij windstil weer. Voor betere zichtbaarheid 's nachts en in de schemering worden windzakken vaak verlicht.
Het voornaamste doel van de windzak is het zichtbaar maken van de windcondities ter plaatse aan lucht- of wegverkeer. Daarnaast gebruikt de brandweer windzakken om de verspreiding van rook en gevaarlijke gassen te kunnen voorspellen. Windzakken vervullen een belangrijke functie op vliegvelden en landingsplaatsen voor helikopters. Een vliegtuig moet namelijk tegen de wind in opstijgen en landen. Op grotere luchthavens krijgt de piloot zijn instructies natuurlijk van de verkeerstoren. Ook langs hooggelegen bruggen en viaducten of bruggen over een groot open water vindt men vaak een windzak, om het wegverkeer te informeren over de sterkere wind die op die plaatsen kan optreden. Er is ook een verkeersbord dat voor wind en windstoten waarschuwt - het toont een windzak.