<=
Index
volgende oefening =>
Letterlijk of figuurlijk?
Show all questions
<=
=>
Duid alle uitspraken aan die figuurlijk taalgebruik bevatten.
Dit is een zware overhoring.
Ga je mee een glaasje drinken?
Zet je nog glazen op tafel?
Hij belooft veel moois.
De schaker zette zijn tegenstander pat.
Zijn kunstwerken maakten hem onsterfelijk.
De vakantie staat voor de deur.
Beide handen voelden klam aan.
Hij is een leek op het gebied van computers.
De poten van de stoel zijn gebroken.
Check
OK
<=
Index
volgende oefening =>